U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Promis. Verkeersgeweld. Vrijspraak poging zware mishandeling. Verdachte heeft uit frustratie over een verkeerssituatie een tachtigjarige man een vuistslag in zijn gezicht gegeven. Verdachte heeft zich daarna niet om het slachtoffer, dat op de grond was gevallen, bekommerd maar is direct weggereden. Het slachtoffer heeft naar aanleiding van de klap fors lichamelijk letsel, maar ook psychische schade opgelopen.

Uitspraak



RECHTBANK HAARLEM

Sector Strafrecht

Locatie Haarlem

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/700947-11

Uitspraakdatum: 24 oktober 2012

Tegenspraak

Promisvonnis

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2012 in de zaak tegen:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats],

ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie

mr. T.M. Fikkers en van wat door verdachte en zijn raadsman, mr. B. Munneke, advocaat te IJmuiden, en namens de benadeelde partij/slachtoffer [slachtoffer] naar voren is gebracht.

1. Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

primair

hij op of omstreeks 06 december 2011 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet deze [slachtoffer] (geboren op [datum] 1931) met zijn vuist met kracht op het linkeroog, althans in het gelaat, heeft geslagen waardoor deze [slachtoffer] ten val kwam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair

hij op of omstreeks 06 december 2011 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), deze [slachtoffer] (geboren op [datum] 1931) met zijn vuist met kracht op het linkeroog, althans in het gelaat, heeft geslagen waardoor deze [slachtoffer] ten val kwam, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3. Bewijs

3.1 Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.

3.2 Vrijspraak

Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan derhalve worden vrijgesproken.

De rechtbank overweegt daartoe dat uit de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden weliswaar blijkt dat verdachte aangever [slachtoffer], die brildragend is, eenmaal met de vuist in het gezicht heeft geslagen, maar niet kan worden vastgesteld dat verdachte vol of voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever.

3.3. Redengevende feiten en omstandigheden[1]

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.

Op 6 december 2011 reed het latere slachtoffer [slachtoffer], geboren op [datum] 1931, over de IJweg te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, richting de rotonde IJweg-Venneperweg. Op het moment dat [slachtoffer] op de rotonde reed, kwam verdachte op zijn bromfiets de rotonde oprijden. Volgens aangever zou verdachte mogelijk tegen zijn auto aanrijden. In een reactie hierop heeft [slachtoffer] geclaxonneerd en zijn weg vervolgd. Verdachte is [slachtoffer] blijven volgen, volgens getuige [getuige 1] daarbij erg dicht op [slachtoffer]s auto rijdend.[2] Verdachte is op een gegeven moment naast de auto van [slachtoffer] gaan rijden en sloeg op de portierramen en het dak van de auto. Op een gegeven moment moest [slachtoffer] stoppen en kwam verdachte aan de linkerkant naast hem staan. Verdachte sloeg wederom op het portierraam en het dak van de auto van [slachtoffer].[3] [slachtoffer] is uitgestapt en heeft aan verdachte gevraagd: “Wat doe je nou” of woorden van gelijke strekking .[4] Ineens, vanuit het niets, sloeg verdachte [slachtoffer] in zijn gezicht.[5] Verdachte haalde zijn rechterarm naar achteren en sloeg vervolgens, met gebalde vuist, met kracht boven op de linkerzijde van het hoofd van [slachtoffer].[6] [slachtoffer] viel op de grond neer. Verdachte is vervolgens weggereden.[7]

[slachtoffer] had hevige pijn aan de linkerzijde van zijn gezicht ter hoogte van zijn linkeroog en jukbeen.[8] [slachtoffer] heeft naar aanleiding van de klap een gebroken jukbeen, een hersenschudding, een opgezwollen oogkast en een opgezwollen neus opgelopen.[9]

3.4. Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat

subsidiair

hij op 6 december 2011 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer], deze [slachtoffer] (geboren op [datum] 1931) met zijn vuist met kracht op het linkeroog heeft geslagen waardoor deze [slachtoffer] ten val kwam, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.

Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

De raadsman heeft namens verdachte een beroep gedaan op noodweer zodat verdachte zou worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte meerdere malen door [slachtoffer] in het verkeer werd afgesneden en klemgereden en dat na tot stilstand te zijn gekomen [slachtoffer] de auto uitstapte en dreigend op verdachte afliep. Hierdoor was het noodzakelijk voor verdachte om [slachtoffer] die klap te geven.

De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding dan wel een dreigend gevaar daarvoor. Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen blijkt niet dat er een dreigende situatie voor verdachte was ontstaan. Verdachte is achter [slachtoffer] aangereden en heeft, zoals de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] verklaren, ineens, vanuit het niets, uitgehaald naar [slachtoffer] toen deze uit zijn auto stapte.

De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer.

Het bewezenverklaarde levert op:

mishandeling.

Er is ook voorts geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5. Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is strafbaar.

6. Motivering van de sancties

6.1 Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 50 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht waarvan 42 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, een werkstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis en – op de voet van artikel 179a, tweede lid, WVW - een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen voor de duur van vijf maanden met een proeftijd van twee jaren. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de officier van justitie gevorderd deze tot een bedrag van in totaal € 5.500,- toe te wijzen (€ 1.619,05 voor immateriële schade en € 3.880,95 voor materiële schade), vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.

6.2 Oordeel van de rechtbank

Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en het aldaar besproken Pro Justitia rapport van I. Maksimovic, psychiater, d.d. 25 maart 2012 is gebleken. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de schriftelijke slachtofferverklaring zoals deze ter terechtzitting is voorgedragen door de dochter van [slachtoffer], mevrouw [naam].

In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.

6.3. Hoofdstraffen

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van de heer [slachtoffer], een man van 80 jaar oud. Verdachte heeft uit frustratie over een verkeerssituatie, waarin hij op zijn brommer achter de auto van [slachtoffer] reed en vond dat [slachtoffer] teveel remde en dat die [slachtoffer] hem afsneed, deze man een vuistslag in zijn gezicht gegeven. Verdachte heeft zich daarna niet om het slachtoffer, dat op de grond was gevallen, bekommerd maar is direct weggereden. Het slachtoffer heeft naar aanleiding van de klap fors lichamelijk letsel, maar ook psychische schade opgelopen, zoals ook blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Verdachte heeft verklaard dat hij zich door de heer [slachtoffer] tot het uiterste getergd voelde en dat hij zo heeft gehandeld toen de heer [slachtoffer] binnen zijn bereik kwam. Ter terechtzitting heeft verdachte er slechts in geringe mate blijk van gegeven het laakbare van zijn gedraging in te zien. Dat dit soort (verkeers)agressie gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaakt, behoeft geen betoog.

Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder nog gelet op het volgende.

Uit het door I. Maksimovic opgestelde psychiatrisch rapport d.d. 25 maart 2012 is weliswaar gebleken dat verdachte lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type met een verlaat begin, maar dat er geen rechtstreeks verband is tussen betrokkenes stoornis en de ten laste gelegde gedraging. Derhalve heeft de psychiater geadviseerd verdachte volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank verenigt zich met dit oordeel van de psychiater en maakt dit tot het hare. De rechtbank ziet dan ook geen reden om met deze stoornis in matigende zin rekening te houden in de strafmaat. Overigens heeft de rechtbank er kennis van genomen dat verdachte langer geleden veroordeeld is voor enkele geweldsmisdrijven.

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Voorts is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. Nu de rechtbank anders dan de officier van justitie niet de primair ten laste gelegde poging zware mishandeling doch de subsidiair ten laste gelegde mishandeling bewezen verklaart, zijn de op te leggen hoofdstraffen enigszins lager dan door de officier geëist. Om diezelfde reden ziet de rechtbank geen ruimte verdachte tevens als bijkomende straf een voorwaardelijke ontzegging tot het besturen van motorrijtuigen op te leggen nu artikel 179a, tweede lid, WVW een dergelijke ontzegging wel mogelijk maakt bij een poging zware mishandeling, maar niet bij de thans bewezen verklaarde mishandeling.

7. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 8.808,74 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de mishandeling zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.

De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 4.073,97 (bestaande uit de posten: gehoortoestel, bril, stomerijkosten, kosten vervangend vervoer, reiskosten, belkosten, tandartskosten en kosten implantaat) rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij ten aanzien van de posten ‘kosten nieuwe prothese’ en ‘eigen risico zorgverzekering 2013’ niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Van de kosten voor de nieuwe prothese is nog niet bekend of deze worden vergoed door de verzekering. Ten aanzien van het eigen risico voor 2013 overweegt de rechtbank dat nu niet, maar ook niet over een korte periode, kan worden vastgesteld of [slachtoffer] ook in 2013 andere behandelingen moet ondergaan waardoor hij het eigen risico hoe dan ook moet betalen. Het heropenen van het onderzoek ter terechtzitting teneinde dit af te wachten, levert in dit geval een onevenredige belasting van het strafproces op. Het belang van de benadeelde partij weegt niet op tegen het belang van verdachte op een voortvarende afdoening van zijn strafzaak.

Tevens komt de rechtbank vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.

In totaal zal derhalve een bedrag van € 6.073,97 worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.

schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank ziet als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte [kort gezegd: mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:

14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9. Beslissing

De rechtbank:

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.

Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.

Bepaalt dat het subsidiair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde feit oplevert.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) dagen.

Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 32 (tweeënendertig dagen) niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.

Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 80 (tachtig) uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.

Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 6.073,97, bestaande uit € 4.073,97 voor de materiële en € 2.000,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.

Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.

Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 6.037,97, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 65 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.

Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door

mr. T. Avedissian, voorzitter,

mr. E.C.M. van Mierlo en mr. H.P. van der Lelie, rechters,

in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.M.A. Richelle,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2012.

Voetnoten:

[1] De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.

[2] Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 6 december 2011 (blad 1).

[3] Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 6 december 2011 (blad 1-2); proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 6 december 2011 (blad 1).

[4] Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 6 december 2011 (blad 2).

[5] Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 7 december 2011 (blad 1) en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] d.d. 9 december 2011 (blad 1).

[6] Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 6 december 2011 (blad 1-2).

[7] Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 7 december 2011 (blad 1-2).

[8] Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 6 december 2011 (blad 2).

[9] Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] d.d. 7 december 2011 (blad 1); een schriftelijk stuk, te weten een medische verklaring over [slachtoffer] d.d. 1 januari 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature