Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Voogdij. Niet gebleken is dat de moeder bij uiterste wilsbeschikking of bij notariële akte heeft bepaald wie na haar dood voortaan als voogd het gezag over [naam minderjarige] zal uitoefenen, zodat de rechtbank als vaststaand aanneemt dat de moeder zulks niet heeft gedaan. Voorts staat vast dat [naam minderjarige] niet is vermeld in het gezagsregister van de rechtbank Amsterdam. Of dit betekent dat de moeder de Surinaamse gezagsbeslissing waarin zij na de echtscheiding het gezag over [naam minderjarige] heeft gekregen na haar emigratie naar Nederland niet heeft laten registreren of dat dit betekent dat de moeder en de vader samen het gezag over [naam minderjarige] hebben gehouden, is niet duidelijk geworden. De Raad heeft geen stukken overgelegd waaruit onomstotelijk kan worden vastgesteld welke gezagsbeslissing de Surinaamse rechter destijds ten aanzien van [naam minderjarige] heeft genomen.

Wel staat vast dat de vader, indien hij het ouderlijk gezag over [naam minderjarige] zou hebben, in elk geval dat gezag momenteel vanuit Suriname niet kan uitoefenen, zodat in de (tijdelijke) voogdij moet worden voorzien.

Gelet op de hiervoor overwogen feiten en onduidelijkheden acht de rechtbank de benoeming van de Stichting tot voogdes aangewezen, waarbij heeft meegespeeld de overweging dat de vader altijd de mogelijkheid heeft - indien komt vast te staan dat hij juridisch het ouderlijk gezag over [naam minderjarige] heeft en dit weer kan uitoefenen - het ontslag van de voogdes te verzoeken.

Uitspraak



RECHTBANK HAARLEM

Sector civiel

familie- en jeugdrecht

Voorziening in voogdij

zaak-/rekestnr.: 189534/2012-429

beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 16 mei 2012

gegeven op het verzoek van:

de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Haarlem,

verzoekende partij,

hierna mede te noemen: de Raad,

strekkende tot het benoemen van een voogd over de minderjarige

[naam minderjarige],

geboren op [datum] 1995 in het district [naam], Suriname,

hierna te noemen: [naam],

wonende te [plaats],

volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente [plaats]

kind van

[naam moeder],

overleden op [datum] 2010 te [plaats],

laatste woonplaats [plaats],

hierna ook te noemen: de moeder

en

[naam vader],

wonende te [plaats], Suriname,

hierna ook te noemen: de vader.

1 Verloop van de procedure

1.1 Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:

- het op 3 februari 2012 ter griffie van deze rechtbank ontvangen verzoekschrift, met bijlagen.

1.2 Het verzoek is behandeld ter zitting van 19 april 2012, in aanwezigheid van:

- de Raad, vertegenwoordigd door mevrouw M. Dirkzwager,

- de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling Jeugdbescherming, locatie Haarlem, hierna ook te noemen: de Stichting, vertegenwoordigd door mevrouw A. Vrielink,

- de minderjarige,

- mevrouw [naam tante], hierna ook te noemen: tante,

- de heer [naam stiefvader], hierna ook te noemen: stiefvader.

2 Feiten en omstandigheden

2.1 De minderjarige is op [datum] 1995 in het district [naam] ( Suriname) geboren uit de kortstondige relatie van haar biologische ouders. De biologische moeder is kort na de geboorte van [naam minderjarige] vertrokken. [naam minderjarige] is toen opgenomen in het gezin van haar tante (vaderszijde) [naam moeder] en [naam vader]. Zij zijn van 1986 tot 1997 met elkaar gehuwd geweest en zij hebben volgens de Raad [naam minderjarige] als hun dochter ingeschreven in het bevolkingsregister. Hun huwelijk is in 1997 in Suriname door echtscheiding ontbonden.

2.2 [naam moeder] is medio 2001 met haar biologische kinderen en [naam minderjarige] naar Nederland geëmigreerd. [naam minderjarige] is in de gemeentelijke basisadministratie geregistreerd als kind van [naam moeder] en [naam vader].

2.3 [naam moeder]/de moeder is in september 2002 gehuwd met stiefvader. De moeder is op [datum] 2010 te [plaats] overleden.

[naam minderjarige], die na het overlijden van de moeder geïnformeerd is over haar biologische afkomst, heeft eerst bij stiefvader gewoond, vervolgens bij een nicht en sinds 7 oktober 2011 bij haar tante, mevrouw [naam tante].

3 Beoordeling van het verzoek

3.1 De Raad voor de Kinderbescherming verzoekt de rechtbank om de Stichting te belasten met de voogdij over [naam minderjarige], aangezien sprake is van een gezagsvacuüm.

3.2 De Raad voert daartoe aan dat de vader en de moeder in 1997 in Suriname zijn gescheiden. Omdat in Nederland tot 1 januari 1998 bij een echtscheiding niet beide ouders, maar slechts een van hen met het gezag werd belast, en Suriname volgens de Raad de Nederlandse wetgeving volgt, stelt de Raad dat de moeder na de echtscheiding in Suriname alleen met het gezag over [naam minderjarige] is belast. Door het overlijden van de moeder wordt er op dit moment niet in het gezag over [naam minderjarige] voorzien.

De Raad stelt voorts dat de biologische moeder van [naam minderjarige] ook is overleden; haar biologische vader bemoeit zich niet met [naam minderjarige] en tante [naam tante] heeft slechts summier contact met hem.

De Raad heeft telefonisch contact gehad met de vader. Vader wil het gezag over [naam minderjarige] behouden, maar het is voor hem ondoenlijk om vanuit Suriname af te reizen naar Nederland als er belangrijke beslissingen over [naam minderjarige] moeten worden genomen. Hij zou dat wel telefonisch of per e-mail /fax willen kunnen regelen. De vader is akkoord dat bureau Jeugdzorg de voogdij over [naam minderjarige] krijgt en tante [naam tante] de dagelijkse verzorging op zich neemt. Hij wil wel betrokken blijven bij het wel en wee van [naam minderjarige].

3.3 [naam minderjarige] heeft nog contact met haar vader. Zowel [naam minderjarige] als tante hebben ter zitting verklaard dat zij er altijd vanuit zijn gegaan dat de vader nog steeds belast is met het gezag over [naam minderjarige]. [naam minderjarige] vindt het prima als het gezag bij haar vader in Suriname blijft en tante [naam tante] haar dagelijkse zorg regelt.

Tante is bereid de zorg en opvoeding van [naam minderjarige] op zich te nemen, maar wil niet belast worden met de voogdij omdat zij daarbij ondersteuning nodig heeft.

De stiefvader is het er mee eens dat tante wordt begeleid door de Stichting bij de verzorging en opvoeding van [naam minderjarige].

3.4 De Stichting heeft zich schriftelijk bereid verklaard de voogdij te aanvaarden.

3.5 De vraag is of zich na het overlijden van de moeder een gezagsvacuüm voor doet, zoals de Raad heeft gesteld, of dat sprake is van de tijdelijke onmogelijkheid van de gezaghebbende vader om (vanuit Suriname) het ouderlijk gezag uit te oefenen. In het eerste geval dient de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 1:253g van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) in het opengevallen gezag over de minderjarige te voorzien en een voogd te benomen In het tweede geval dient de rechtbank op grond van artikel 1: 253 r BW een tijdelijke voogd te benoemen.

3.6 Niet gebleken is dat de moeder bij uiterste wilsbeschikking of bij notariële akte heeft bepaald wie na haar dood voortaan als voogd het gezag over [naam minderjarige] zal uitoefenen, zodat de rechtbank als vaststaand aanneemt dat de moeder zulks niet heeft gedaan. Voorts staat vast dat [naam minderjarige] niet is vermeld in het gezagsregister van de rechtbank Amsterdam. Of dit betekent dat de moeder de Surinaamse gezagsbeslissing waarin zij na de echtscheiding het gezag over [naam minderjarige] heeft gekregen na haar emigratie naar Nederland niet heeft laten registreren of dat dit betekent dat de moeder en de vader samen het gezag over [naam minderjarige] hebben gehouden, is niet duidelijk geworden. De Raad heeft geen stukken overgelegd waaruit onomstotelijk kan worden vastgesteld welke gezagsbeslissing de Surinaamse rechter destijds ten aanzien van [naam minderjarige] heeft genomen.

Wel staat vast dat de vader, indien hij het ouderlijk gezag over [naam minderjarige] zou hebben, in elk geval dat gezag momenteel vanuit Suriname niet kan uitoefenen, zodat in de (tijdelijke) voogdij moet worden voorzien.

3.7 Gelet op de hiervoor overwogen feiten en onduidelijkheden acht de rechtbank de benoeming van de Stichting tot voogdes aangewezen, waarbij heeft meegespeeld de overweging dat de vader altijd de mogelijkheid heeft - indien komt vast te staan dat hij juridisch het ouderlijk gezag over [naam minderjarige] heeft en dit weer kan uitoefenen - het ontslag van de voogdes te verzoeken.

4 Beslissing

De rechtbank:

Benoemt Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, locatie Haarlem, afdeling Jeugdbescherming,

tot voogdes over de minderjarige:

- [naam minderjarige], geboren op [datum] 1995 in het district [naam], Suriname.

Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. van Dam, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 16 mei 2012, in tegenwoordigheid van

M.P. Joukes als griffier.

Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature