U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Oplegging voorwaardelijke ISD-maatregel. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal gevolgd van bedreiging met geweld, diefstal en mishandeling van zijn levensgezel. Verdachte is een stelselmatige dader. De rechtbank is van oordeel dat de ISD-maatregel thans in voorwaardelijke zin aan verdachte dient te worden opgelegd. Bij verdachte is geen sprake meer van een (ernstige) verslavingsproblematiek. Voorts is geen sprake van een uitgebreide hulpverleningsgeschiedenis. In het licht van het rapport van de Brijder verslavingszorg en het feit dat de ISD-maatregel heeft te gelden als ultimum remedium, is de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel naar het oordeel van de rechtbank een stap te ver. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf zich niet verdraagt met het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel. De eventuele tenuitvoerlegging van de maatregel ingevolge artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht zou dan immers geschieden naast een hoofdstraf, terwijl uit de wetsgeschiedenis blijkt dat die cumulatie uitdrukkelijk niet de bedoeling van de wetgever is geweest.

Uitspraak



RECHTBANK HAARLEM

Sector Strafrecht

Locatie Haarlem

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/700617-08

Uitspraakdatum: 5 december 2008

Tegenspraak

Strafvonnis

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 november 2008 in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren op [datum] 1969 te [geboorteplaats],

wonende te [adres],

thans gedetineerd in [Huis van Bewaring].

1. Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 13 augustus 2008 te Wijdewormer, gemeente Wormerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een babyfoonset met camera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Karwei Bouwmarkt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte met bovenvermeld oogmerk

- een mes, althans een scherp voorwerp, heeft gepakt en/of aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft getoond en/of

- met dat mes, althans scherpe voorwerp, een stekende beweging heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of

- met dat mes, althans scherpe voorwerp, stekende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]

en/of

hij op of omstreeks 13 augustus 2008 te Wijdewormer, gemeente Wormerland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend

- een mes, althans een scherp voorwerp, aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] getoond en/of

- met dat mes, althans scherpe voorwerp, een stekende beweging gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of

- met dat mes, althans scherpe voorwerp, stekende en/of zwaaiende bewegingen gemaakt in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4];

2.

hij op of omstreeks 12 augustus 2008 te Wijdewormer, gemeente Wormerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een DVD-speler, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Karwei Bouwmarkt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

3. (parketnummer 15/700311-08)

hij op of omstreeks 16 april 2008 te Purmerend opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 5], zijnde de levensgezellin van verdachte),

- (met kracht) met de (tot vuist gebalde) hand(en) op/tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of

- (met kracht) bij het gezicht/hoofd heeft vastgepakt,

waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3. Oordeel van de rechtbank

3.1 Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:

1.

hij op 13 augustus 2008 te Wijdewormer, gemeente Wormerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een babyfoonset met camera, toebehorende aan Karwei Bouwmarkt, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [verbalisant 4], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte met bovenvermeld oogmerk

- een scherp voorwerp heeft gepakt en aan voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft getoond en

- met dat scherpe voorwerp een stekende beweging heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] en

- met dat scherpe voorwerp stekende en zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]

en

hij op 13 augustus 2008 te Wijdewormer, gemeente Wormerland, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend

- een scherp voorwerp aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] getoond en

- met dat scherpe voorwerp een stekende beweging gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] en

- met dat scherpe voorwerp stekende en zwaaiende bewegingen gemaakt in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4];

2.

hij op 12 augustus 2008 te Wijdewormer, gemeente Wormerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een DVD-speler, toebehorende aan Karwei Bouwmarkt;

3. (parketnummer 15/700311-08)

hij op 16 april 2008 te Purmerend opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 5], zijnde de levensgezellin van verdachte,

- met kracht met de handen op het hoofd heeft geslagen en

- met kracht bij het gezicht heeft vastgepakt,

waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.

Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

3.2 Bewijsmiddelen

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van feit 1 op grond van de navolgende bewijsmiddelen:

• de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:

Op 13 augustus 2008 was ik bij Bouwmarkt Karwei te Wijdewormer, gemeente Wormerland. Ik had een reprozaagje bij me. Toen ik werd aangehouden raakte ik in paniek en heb ik dat zaagje aan de medewerkers van Karwei laten zien en omhoog gehouden. Ik ging met dat zaagje zwaaien om hen los te doen laten. Ik snap wel dat ze zich bedreigd hebben gevoeld.

• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] namens Bouwmarkt Karwei d.d. 14 augustus 2008 (dossierpagina 27-31), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:

Ik ben als assistent bouwmarktmanager werkzaam bij Karwei te Wijdewormer. Op 13 augustus 2008 zag ik een man lopen waar ik een vreemd gevoel bij kreeg. Ik besloot de beelden van de camerabeveiliging te gaan bekijken. Ik zag dat de man bezig was met het slotje van een vitrinekast. Na het rommelen met het slotje liep hij weg. Hierop liep ik met een collega de winkel in. De man sprak mijn collega aan. Ik ben naar het kantoor teruggelopen om de beelden te bekijken. Ik zag dat de man weer naar de vitrine ging, deze openschoof en een geel gekleurde doos uit de vitrine wegnam. Later bleek dit een babyfoonset met camera te zijn. Volgens mij stak hij het goed onder zijn arm door in zijn rugtas. Hierop ben ik met collega’s [verbalisant 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] via kassa 1 naar de ruimte achter de kassa, doch voor de uitgang, gelopen. De man bevond zich achter kassa 2. Ik deelde hem mede dat hij was aangehouden op verdenking van winkeldiefstal. Hij vertelde dat hij niets bij zich had. Hij maakte drukke gebaren en maakte loopbewegingen richting de uitgang. Mijn collega pakte de linkerarm van de man vast. Mijn collega liet hem los. De man ging zich agressief gedragen. Ik hield de man vast. Ik zag ineens dat hij een mes in zijn linkerhand vasthield. De punt was omhoog gericht. De man maakte een steekbeweging met het mes naar mijn onderlichaam. Hierop liet ik hem los. Hij hield het mes dreigend voor zich. Hij bedreigde beurtelings mijn collega’s met het geheven mes. Mijn collega’s gingen uiteen en liepen weg. Ik zag dat hij bij [slachtoffer 4] en de uitgang nog een steekbeweging maakte in de richting van mijn collega. De man rende de winkel uit en fietste weg. De gele doos is niet meer in de winkel aangetroffen. Wij hebben hier zeer goed naar gezocht. De man heeft de winkel verlaten met de rugzak op de rug.

• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten De Wit en Joor d.d. 13 augustus 2008 (dossierpagina 23-24), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:

Op 13 augustus 2008 te Wijdewormer, bekeken wij beelden van het beveiligingssysteem. Wij herkenden ambtshalve [verdachte]. Wij zagen dat [verdachte] op 13 augustus 2008 een diefstal pleegt en nadat hij de diefstal heeft gepleegd en daarvoor wordt aangehouden, geweld gebruikt, namelijk het dreigen met een mes en stekende bewegingen maken richting personen, waaronder aangever [slachtoffer 1], om zich het bezit van het gestolene te verzekeren.

• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Bakker d.d. 15 augustus 2008 (dossierpagina 25-26), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:

Op 15 augustus bekeek ik, verbalisant Bakker, de beelden van een diefstal op 13 augustus 2008 afkomstig van Karwei te Wijdewormer . Ik zag [verdachte] bij een vitrinekast. Hij had een klein voorwerp in zijn linkerhand. Ik zag dat hij het voorwerp aan de onderkant van de vitrinekast gebruikte. Ik zag dat hij wegliep en even later terugkwam. Ik zag dat [verdachte] hurkte en de glazen deur open schoof. Hij pakte een geel kleurige doos uit de vitrinekast en deed deze vervolgens in zijn tas en liep weg. Ik zag dat [verdachte] de kassa voorbij liep zonder af te rekenen. Ik zag dat een medewerker achter hem aan liep en hem vastpakte aan zijn rechterarm. Ik zag dat [verdachte] een glimmend voorwerp in zijn linkerhand hield en een stekende beweging maakte richting de medewerker.

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van feit 2 op grond van de navolgende bewijsmiddelen:

• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;

• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] namens Bouwmarkt Karwei d.d. 15 augustus 2008 (dossierpagina 49-50).

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van feit 3 op grond van de navolgende bewijsmiddelen:

• de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:

Op 16 april 2008 te Purmerend was ik boos op [slachtoffer 5], omdat ze ontkende dat ze allemaal pillen had geslikt. Ik heb haar vastgepakt bij de nek en een klap op haar kop gegeven.

• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 16 april 2008 (dossierpagina 13-15), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:

‘Op 16 april 2008 kregen we ruzie over het innemen van pillen door mij. [verdachte] wilde niet dat ik de pillen zou nemen. Hij trok mij het balkon op en sloeg mij op mijn hoofd. Ik zag en voelde dat hij met opzet en kracht met alle twee zijn handen mij op mijn hoofd sloeg. Ik voelde hierdoor hevige pijn in mijn hoofd en mond. Ik wilde weg, maar werd tegen gehouden. Hij pakte mij hard beet bij mijn mond en ik voelde pijn in mijn onderkaak. Door de mishandeling heb ik een buil op mijn hoofd en een bebloede lip.’ Verbalisanten zagen dat aangeefster een bult op haar hoofd en een bebloede lip had.

4. Strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:

1.

diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;

2.

diefstal;

3.

mishandeling, gepleegd tegen zijn levensgezellin.

5. Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6. Motivering van de maatregel en van overige beslissingen

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en gevorderd dat aan verdachte de ISD-maatregel zal worden opgelegd. Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat, mocht de rechtbank een voorwaardelijke ISD-maatregel opleggen, hierbij tevens een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden opgelegd.

6.2 Maatregel

Bij de beslissing over de straf of maatregel die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en het aldaar besproken rapport van de Brijder verslavingszorg d.d. 18 november 2008 is gebleken.

In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen bij Karwei Bouwmarkt. Bij een van de diefstallen heeft verdachte de winkelmedewerkers die hem trachtten aan te houden, met een zaagje bedreigd teneinde te ontkomen. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, waardoor aanzienlijke schade wordt toegebracht aan winkeleigenaren. Door de winkelmedewerkers te bedreigen heeft verdachte gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers veroorzaakt.

Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn (toenmalige) vriendin door haar bij het gezicht te pakken en op het hoofd te slaan. Deze mishandeling heeft plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer, een plek waar het slachtoffer zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Huiselijk geweld is een ernstig feit waardoor verdachte een inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en letsel en pijn bij haar heeft veroorzaakt.

Ten aanzien van de gevorderde ISD-maatregel overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte is aangemerkt als zeer actieve veelpleger en is blijkens het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 18 augustus 2008 in de vijf jaren voorafgaand aan de thans bewezenverklaarde feiten tenminste driemaal wegens (winkel)diefstallen en mishandeling onherroepelijk veroordeeld tot (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straffen. De feiten waarvoor verdachte bij dit vonnis wordt veroordeeld, zijn begaan na de tenuitvoerlegging van voornoemde straffen. Gezien het strafrechtelijke verleden van verdachte bestaat er ernstig gevaar voor recidive en daarmee is de veiligheid van goederen of personen in het geding. De bewezenverklaarde feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.

De voorlichtingsrapportage van de Brijder verslavingszorg houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:

‘De heer [verdachte] is lange tijd verslaafd geweest aan cocaïne. Sinds drie jaar zou hij clean zijn, maar door meerdere detenties is de cleane periode ‘buiten’ nog kort geweest. Afhankelijkheid van cocaïne en cannabis lijkt niet meer actueel te zijn. In 2005 is een opgelegd toezicht mislukt. Betrokkene werd afgewezen bij verslavingskliniek Triple Ex, wegens het ontbreken van verslavingsproblematiek. Uit ‘Huize Norel’ is betrokkene ontslagen wegens gebruik van softdrugs. Betrokkene erkent agressieproblemen te hebben en is bereid hierbij hulp te accepteren. Hij heeft eenmaal een gesprek gehad bij De Waag vanwege agressieproblematiek, maar is hiermee gestopt omdat het gesprek hem niet beviel. In de onderhavige zaak is door het NIFP geen psychiatrische problematiek geconstateerd. Thans heeft betrokkene zich aangemeld bij Stichting Exodus, een woonproject voor ex-gedetineerden. Hij kan daar op 24 november 2008 worden opgenomen. Betrokkene staat niet afwijzend tegenover hulpverlening, maar is niet heel erg gemotiveerd. Geadviseerd wordt een voorwaardelijke ISD op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van een toezicht door de Verslavingsreclassering van de Brijder verslavingszorg, waarbinnen betrokkene dient mee te werken aan een plaatsing bij de Stichting Exodus, een behandeling bij De Waag of soortgelijke instelling gericht op agressieproblematiek en het volgen van een “Leefstijltraining” bij de Brijder in verband met middelengebruik.’

De rechtbank overweegt dat de ISD-maatregel heeft te gelden als een uiterste middel, waartoe slechts kan worden besloten nadat de rechtbank zich een goed beeld heeft gevormd omtrent de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij zijn met name van gewicht de levensstijl, de achtergrondproblematiek en bijzondere gedragskenmerken van de betrokkene, bezien tegen de achtergrond van eerder gedane pogingen om hulp te verlenen, dan wel van omstandigheden die het aanbieden van hulp in het verleden hebben gefrustreerd.

Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de ISD-maatregel thans in voorwaardelijke zin aan verdachte dient te worden opgelegd. Bij verdachte is geen sprake meer van een (ernstige) verslavingsproblematiek. Voorts is geen sprake van een uitgebreide hulpverleningsgeschiedenis. In het licht van het rapport van de Brijder verslavingszorg en hetgeen is opgemerkt over de ratio van de ISD-maatregel, is de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel naar het oordeel van de rechtbank op dit moment nog een stap te ver.

De voorwaardelijke ISD-maatregel strekt ertoe verdachte zich ervan bewust te laten worden dat hij zélf aan zijn toekomst dient te werken en daarbij hulp van anderen - waaronder de reclassering - dient te aanvaarden teneinde strafrechtelijke recidive - en dus een eventuele tenuitvoerlegging van de op te leggen voorwaardelijke ISD-maatregel - te voorkomen.

Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een ISD-maatregel voor de duur van twee jaar opleggen. De rechtbank zal echter bepalen dat deze maatregel vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 2 jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.

Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de Brijder Verslavingsreclassering gedurende de proeftijd noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan de voorwaardelijk op te leggen maatregel worden verbonden.

Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf zich niet verdraagt met het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel. De eventuele tenuitvoerlegging van de maatregel ingevolge artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht zou dan immers geschieden naast een hoofdstraf, terwijl uit de wetsgeschiedenis blijkt dat die cumulatie uitdrukkelijk niet de bedoeling van de wetgever is geweest.

7. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:

Wetboek van Strafrecht artikelen 38m, 38 n, 38p, 55, 57, 300, 304, 310, 311.

8. Beslissing

De rechtbank:

Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt verdachte op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van TWEE (2) JAREN met bevel dat deze maatregel niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of zich niet heeft gehouden aan de volgende bijzondere voorwaarde.

Stelt als bijzondere voorwaarde:

- dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Brijder Verslavingsreclassering, Arrondissement Haarlem, thans in de persoon van L. de Jong, zolang deze instelling dat nodig acht, ook indien dat inhoudt dat verdachte meewerkt aan plaatsing bij Stichting Exodus, dat verdachte een behandeling volgt bij De Waag of een soortgelijke instelling gericht op agressieproblematiek en dat verdachte een “Leefstijltraining Justitiabelen” volgt bij de Brijder in verband met middelengebruik.

Bepaalt dat de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet in aftrek wordt gebracht bij tenuitvoerlegging van voornoemde maatregel.

Gelast de teruggave aan de rechthebbende (Bouwmarkt Karwei) van de goederen vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:

- 2 CD-ROM’s EDNET, bevatten beelden van de diefstal met geweld.

Beveelt de opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis inzake feit 3 (parketnummer 15/700311-08).

Beveelt de opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis en de onmiddellijke invrijheidsstelling.

9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door

mr. J.J. Dijk, voorzitter,

mrs. J.M. van Santen en A. Eichperger, rechters,

in tegenwoordigheid van de griffier mr. G. Drenth,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 december 2008.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature