Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

alimentatie. In geschil is in hoeverre rekening dient te worden gehouden met de rente en aflossing terzake van de door de man afgesloten leningen.

Uitspraak



RECHTBANK HAARLEM

Sector civiel

familie- en jeugdrecht

alimentatie/tegenspraak

zaak-/rekestnr.: 158943 / FA RK 09-2110

beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 17 november 2009

in de zaak van:

[naam vrouw],

wonende te [plaats],

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. A. E. Hooijschuur, kantoorhoudende te Wormerveer,

tegen

[naam man],

wonende te [plaats],

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. M.R. van Buiten, kantoorhoudende te Zaandam.

1 Procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift, met bijlagen, van de vrouw van 24 juni 2009, ingekomen op

25 juni 2009;

- het verweerschrift met bijlagen van de man van 6 augustus 2009;

- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw van 2 oktober 2009;

- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de man van 5 oktober 2009;

- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw van 15 oktober 2009.

1.2 De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 oktober 2009 in aanwezigheid van partijen, de vrouw bijgestaan door mr. A. E. Hooijschuur en de man door mr. M.R. van Buiten.

1.3 De minderjarige [naam minderjarige] is, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken.

2 Feiten en omstandigheden

2.1 Partijen zijn op [datum] 1977 met elkaar gehuwd, welk huwelijk op

[datum] 1998 is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van [datum] 1997.

2.2 Uit dit huwelijk zijn geboren de minderjarige [naam minderjarige]

([datum] 1993) over wie partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen en de jongmeerderjarige [naam jongmeerderjarige] ([datum] 1989).

2.3 Bij de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat de man aan de vrouw

een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige (hierna ook: kinderbijdrage) van ƒ 250 per maand moet voldoen.

2.4 Bij beschikking van 31 januari 2006 is de kinderbijdrage met ingang van

19 juli 2005 op nihil gesteld.

3 Verzoek

Met als grondslag dat de beschikking van 31 januari 2006 door wijziging van omstandigheden heeft opgehouden te voldoen aan wettelijke maatstaven heeft de vrouw verzocht de beschikking te wijzigen in die zin, dat de man aan haar een kinderbijdrage van

€ 200 per maand dient te betalen met ingang van 1 februari 2009.

4 Verweer

De man heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd. Hij stelt dat hij geen draagkracht heeft om de verzochte kinderbijdrage te voldoen nu hij op diverse schulden en kredieten dient af te lossen.

5 Beoordeling

5.1 De rechtbank heeft, voorzover hierna bedragen zijn genoemd, deze telkens op hele euro’s afgerond.

wijziging van omstandigheden

Niet in geschil is dat sprake is van een wijziging van omstandigheden aan de zijde van de man die een nieuwe beoordeling van de draagkracht van de man rechtvaardigt. De vrouw is derhalve ontvankelijk in haar verzoek.

behoefte

5.2 De behoefte van de minderjarige aan de gevraagde kinderbijdrage staat als niet weersproken vast.

draagkracht

5.3 Bezien dient te worden in hoeverre de man, anders dan voorheen, onder de gegeven omstandigheden wel in staat kan worden geacht een bijdrage te leveren in de kosten van de minderjarige.

5.4 Bij de beoordeling van de draagkracht van de man is de rechtbank uitgegaan van de volgende, aan de dossierstukken en het verhandelde ter zitting ontleende gegevens:

- de door de man overgelegde salarisstroken van de maanden juni, juli en augustus 2009 waaruit blijkt dat zijn inkomen € 1.742 bruto per maand bedraagt;

- de vakantietoeslag van 8 % op jaarbasis;

- de door de man overgelegde specificatie arbeidsongeschiktheidsuitkering van de maand juli 2009, waaruit blijkt dat hij een uitkering van € 421 netto per maand ontvangt, te vermeerderen met 5% vakantietoeslag;

- de inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage Zorgverzekeringswet;

- de premie Zorgverzekeringswet, inclusief premie aanvullende verzekering van € 124, waarbij rekening wordt gehouden met het in de bijstandsnorm verdisconteerde bedrag en het verplichte eigen risico;

- de kosten omgangsregeling, te begroten op € 50.

De algemene heffingskorting en de arbeidskorting (2009) zijn van toepassing.

De rechtbank gaat ervan uit dat de nieuwe echtgenote van de man in haar eigen levensonderhoud kan voorzien en dat zij voor de helft kan bijdragen in de woonlasten. De rechtbank houdt dan ook rekening met de bijstandsnorm voor een alleenstaande en de helft van de volgende woonlasten:

- de bijtelling eigen-woningforfait van € 1.474 op basis van de WOZ-waarde van

€ 268.000;

- de fiscaal aftrekbare hypotheekrente van € 13.888 op jaarbasis;

- de aan de hypotheek gekoppelde aflossing/premie levensverzekering van € 23 per maand;

- het forfait overige eigenaarslasten van € 95 per maand.

schulden

5.5 In geschil is in hoeverre rekening dient te worden gehouden met de rente en aflossing terzake van de door de man afgesloten leningen. De man stelt dat hij in de periode 2004 tot en met 2008, de periode dat hij geen werk had, noodgedwongen diverse schulden en kredieten is aangegaan om te kunnen voorzien in het levensonderhoud van zijn gezin. Volgens de man dient bij de berekening van zijn draagkracht rekening te worden gehouden met de aflossing van de volgende rentedragende schulden en kredieten:

a. een schuld bij ANWB Visa Card ter hoogte van € 4.147 op 4 september 2009, waarop maandelijks € 104 wordt betaald aan rente en aflossing;

b. een schuld bij Neckermann ter hoogte van € 1.317 op 10 september 2009, waarop maandelijks € 47 wordt betaald aan rente en aflossing;

c. een schuld bij Wehkamp ter hoogte van € 2.246 op 31 augustus 2009, waarop maandelijks € 46 wordt betaald aan rente en aflossing;

d. een schuld bij Comfort Card ter hoogte van € 4.830 op 31 juli 2009, waarop maandelijks € 150 wordt betaald aan rente en aflossing;

e. een schuld bij LaSer-Lafayette Services ter hoogte van ca. € 5.000, waarop maandelijks € 100 wordt betaald aan rente en aflossing;

f. een schuld bij de ABN AMRO (56.87.50.918) ter hoogte van € 7.486 op

21 juli 2009, waarop maandelijks € 90 wordt betaald aan rente en aflossing;

g. een schuld bij de Rabobank (1249.10.491) ter hoogte van € 9.861 op 16 juli 2009, waarop maandelijks € 85 wordt betaald aan rente en aflossing;

h. een schuld bij de Rabobank (1570.90.965) ter hoogte van € 870, waarop maandelijks

€ 15 wordt betaald aan rente en aflossing.

De vrouw heeft de betalingen en de noodzaak tot het aangaan van de leningen bestreden. Zij voert aan dat de man deze schulden is aangegaan na het huwelijk van partijen en dat die schulden om die reden niet dienen te prevaleren boven de onderhoudsverplichting van de man jegens zijn kinderen.

Ten aanzien van de hiervoor onder a., b., c., d en h. genoemde schulden heeft de man verklaard dat hij deze destijds is aangegaan vanwege benodigde financiële ruimte. De schuld e. is de man aangegaan ten behoeve van de aanschaf van een motor en de schuld f. ten behoeve van zijn huwelijk en verhuizing. De rechtbank is van oordeel dat de man tegenover de gemotiveerde betwisting van de vrouw de noodzaak tot het aangaan van deze leningen onvoldoende heeft aangetoond. Bij de berekening van zijn draagkracht laat de rechtbank de betalingen terzake buiten beschouwing.

Ten aanzien van de schuld onder g. heeft de man aangegeven dat hij deze is aangegaan voor een uitbreiding van zijn huis met een dakkapel, zodat hij zijn kinderen thuis kon ontvangen. De rechtbank is van oordeel dat de man de noodzaak tot het aangaan van deze schuld voldoende heeft aangetoond en dat de betaling van rente en aflossing voldoende aannemelijk is. De rechtbank zal dan ook rekening houden met een maandelijkse last van € 85.

De man heeft aangevoerd dat hij, indien de bijdrage wordt vastgesteld zonder dat rekening wordt gehouden met alle schulden, c.q. andere schulden dan die voor de noodzakelijk geachte uitbreiding van zijn woning met zijn nieuwe gezin, minder overhoudt dan 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm. De rechtbank is van oordeel dat dit gegeven in dit geval geen rol speelt. Hierbij is het volgende van belang.

In de eerste plaats is onduidelijk in hoeverre het noodzakelijk is dat de verplichtingen in de huidige vorm voortbestaan, mede gelet op de aanwezigheid van diverse vermogensbestanddelen van de man en zijn echtgenote (waaronder drie auto’s, een caravan, een motor) en het feit dat zij twee keer per jaar op vakantie gaan. In de tweede plaats heeft de man nog een deel vrije ruimte waaruit hij mogelijkerwijs aan zijn verplichtingen zou kunnen voldoen. Tenslotte doet het door de man geformuleerde argument geen recht aan het uitgangspunt dat de man zich met het oog op de belangen van de onderhoudsgerechtigden dient en had dienen te onthouden van gedragingen die zijn financiële draagkracht negatief beïnvloeden.

overige lasten

5.6 Wat de kosten van toekomstig onderhoud aan de door hem en zijn echtgenote bewoonde woning betreft, ziet de rechtbank geen grond deze in de beschouwing te betrekken. Niet alleen is tegenover de betwisting door de vrouw de noodzaak daartoe niet aangetoond, maar bovendien betreft het hier toekomstige kosten waarvan onvoldoende zeker en duidelijk is of en tot welk bedrag deze zouden moeten worden gemaakt

Conform de aanbeveling in het tremarapport wordt geen rekening gehouden met de opgevoerde premie begrafenisverzekering. Deze premie dient geen voorrang te hebben boven de onderhoudsverplichting van de man jegens zijn kinderen. Met de door de man opgevoerde advocaatkosten wordt evenmin rekening gehouden, nu in het algemeen advocaatkosten gemaakt in het kader van een familierechtelijke procedure niet worden beschouwd als een noodzakelijke last die voorrang heeft boven een onderhoudsverplichting. Dit kan anders zijn als er sprake is van bijzondere omstandigheden, maar die zijn gesteld noch gebleken.

Het door de man opgevoerde bedrag van € 10 per maand aan spaargeld voor de kinderen laat de rechtbank ook buiten beschouwing, aangezien het een vrije keuze van de man is om te sparen voor de kinderen en dergelijke uitgaven niet ten koste mogen gaan van zijn draagkracht.

Nu de jongmeerderjarige [naam] studeert en gebruik kan maken van een OV-jaarkaart, en derhalve geen noodzaak bestaat tot het aanhouden van een auto voor [naam], betrekt de rechtbank de kosten die de man heeft opgevoerd voor de auto niet in de beoordeling.

wijziging draagkrachtpercentage

5.7 Gelet op de per 1 juli 2009 gewijzigde tremanormen zal de rechtbank voor wat betreft het draagkrachtpercentage onderscheid maken tussen de periode voor en na 1 juli 2009. Ten aanzien van de periode tot 1 juli 2009 zal de rechtbank rekening houden met een draagkrachtpercentage van 60 en ten aanzien van de periode na 1 juli 2009 zal de rechtbank rekenen met een percentage van 70.

5.8 Nu niet in geschil is dat de vrouw voor 90% arbeidsongeschikt is en een inkomen heeft rond bijstandsniveau, wordt bij de vrouw geen draagkrachtruimte aanwezig geacht.

5.9 Op grond van voormelde gegevens, hetgeen hiervoor is overwogen en rekening houdend met de fiscale effecten, heeft de man een draagkrachtruimte van € 473, waarvan beschikbaar, inclusief fiscaal voordeel van 46, € 288 (60%) respectievelijk € 377 (70%). De man wordt dan ook in staat geacht tot betaling van de gevraagde kinderbijdrage van € 200 per maand. De rechtbank zal in die zin beslissen.

5.10 De vrouw heeft verzocht de ingangsdatum van de kinderbijdrage te bepalen op

1 februari 2009 nu zij de man al op 9 januari 2009 heeft aangeschreven met het verzoek om bij te dragen in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen. De man had vanaf dat moment rekening kunnen houden met een kinderbijdrage, aldus de vrouw. Gelet op de omstandigheid dat de wijziging van omstandigheden zich al geruime tijd voor 1 februari 2009 heeft voorgedaan en niet betwist is dat de vrouw de man in januari 2009 heeft verzocht om een kinderbijdrage, had de man vanaf dat moment rekening kunnen houden met de gevraagde bijdrage. Bovendien is een wijziging van omstandigheden aan de zijde van de man in het verleden ook reden geweest voor de man om met terugwerkende kracht nihilstelling te verzoeken. Onder de gegeven omstandigheden acht de rechtbank het redelijk om de ingangsdatum van de kinderbijdrage te bepalen op 1 februari 2009.

6 Beslissing

De rechtbank:

6.1 Bepaalt met wijziging in zoverre van de hierboven genoemde beschikking van deze rechtbank van 31 januari 2006 dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam]:

- [naam minderjarige], geboren op [datum] 1993 in de gemeente [plaats],

met ingang van 1 februari 2009 € 200 per maand dient te voldoen en voor wat betreft de toekomstige termijnen bij vooruitbetaling te voldoen.

6.2 Wijst er – ten overvloede – op dat de hiervoor vastgestelde bijdrage jaarlijks van rechtswege wordt gewijzigd met het wettelijk vast te stellen indexeringspercentage.

6.3 Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

6.4 Wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. A. Roelvink-Verhoeff, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. J.E. Lurvink-Betlem, griffier, op 17 november 2009.

Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature