Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

forensische mediation / ontzegging omgang

Uitspraak



RECHTBANK HAARLEM

Sector civiel

familie- en jeugdrecht

geschil ex artikel 1:253 a BW

zaak-/rekestnr.: 151250/08-3850

beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 29 september 2009

in de zaak van:

[naam vader],

wonende te [plaats],

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. M.J. de Groot, kantoorhoudende te Haarlem,

tegen

[naam moeder],

wonende te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. M.M.E. Rietjens, kantoorhoudende te Amsterdam.

1 Procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de beschikking van deze rechtbank van 12 december 2008 en de daarin vermelde stukken;

- de dagbepalingsbeschikkingen van deze rechtbank van 9 maart 2009 en 19 juni 2009 en de daarin vermelde stukken;

- het faxbericht van de deskundige, drs. I.G.R. Henar, van 22 juni 2009;

- de brief, met bijlagen, van drs. I.G.R. Henar van 10 juli 2009;

- het faxbericht, met bijlagen, van de advocaat van de moeder van 25 augustus 2009;

- de brief, met bijlage, van de advocaat van de vader van 26 augustus 2009;

- de brief, met bijlage, van de advocaat van de vader van 28 augustus 2009;

- de brief van drs. I.G.R. Henar van 6 september 2009.

1.2 De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 september 2009 in aanwezigheid van partijen, de vader bijgestaan door mr. M.J. de Groot en de moeder door mr. M.M.E. Rietjens.

1.3 De minderjarigen [naam kind 1] en [naam kind 2] hebben op

3 september 2009 hun mening in raadkamer kenbaar gemaakt.

2 Feiten

2.1 Bij beschikking van 12 december 2008 is mevrouw drs. I.G.R. Henar tot deskundige (forensisch mediator ) benoemd en zij is verzocht met inachtneming van de in voornoemde beschikking geformuleerde vragen, schriftelijk en met redenen omkleed aan de rechtbank te rapporteren.

2.2 De advocaat van de vader heeft de rechtbank bij brief van 16 juni 2009 bericht dat de vader niet het standpunt deelt van drs. I.G.R. Henar dat de onderzoeksfase is afgerond. Voorts verzoekt de vader een regiezitting te bepalen waarbij de rechter samen met alle betrokkenen beziet of en zo ja welke mogelijkheden de onderzoeksfase nog kan bieden en wat er van de betrokken partijen in deze verwacht mag worden.

2.3 De rechtbank heeft bij dagbepalingsbeschikking van 19 juni 2009 de voorzetting van de behandeling ter terechtzitting bepaald.

2.4 Drs. I.G.R. Henar heeft zowel bij faxbericht van 22 juni 2009 als telefonisch op

28 augustus 2009 aangegeven bereid te zijn bij de voortzetting ter terechtzitting aanwezig te zijn om vragen van de rechtbank te beantwoorden en de gang van zaken te verduidelijken.

Helaas is drs. I.G.R. Henar - naar later bleek wegens ziekte - niet ter zitting verschenen.

2.5 Bij brief van 10 juli 2009 heeft drs. I.G.R. Henar een deskundigenbericht overgelegd, met onder meer een verkorte weergave van de door haar met de betrokkenen gevoerde gesprekken. Onder “6. Verslag van de forensische mediation en beantwoording van de vragen”, van het bericht is het volgende vermeld:

“Gezien het feit dat er maar één gesprek met de ouders samen heeft plaatsgevonden, is het beantwoorden van de vragen niet mogelijk . Ik ben niet verder gekomen dan inwinnen van achtergrondinformatie. Tijdens het gesprek blijkt dat beide ouders een volstrekt andere visie hebben op de ontstane situatie. Zij blijken niet bereid dan wel niet in staat om de zaken betreffende hun kinderen met elkaar te bespreken en gezamenlijk naar mogelijke oplossingen te zoeken.

De kinderen geven alle vier duidelijk aan dat zij geen contact met hun vader willen. Vader heeft mij in de afgelopen periode bij herhaling verzocht om gesprekken tussen hem en zijn kinderen te arrangeren. Mijn antwoord dat ik dat als neutrale onderzoeker niet kan doen (nog afgezien van het feit dat ik de kinderen natuurlijk ook niet daartoe zou kunnen dwingen) heeft hem nooit kunnen overtuigen. Uit het gesprek met de tweeling blijkt grote angst voor de boosheid en agressie van vader. Hun weigering is weloverwogen en zonder twijfel.

Het onderzoek is dermate onvolledig geweest dat ik over de precieze achtergronden hiervan en de eventuele mogelijkheden tot verandering geen uitspraken kan doen.”

3 Standpunten van de belanghebbenden

3.1 De vader stelt dat hij de indruk aan het onderzoek heeft overgehouden dat het een gewone vrijwillige mediation was in plaats van forensische mediation. Hij geeft in dit verband aan dat het niet gebruikelijk is om eerst met de ouders afzonderlijk gesprekken te voeren. Verder heeft de moeder van meet af aan aangegeven niet meer dan één gezamenlijk gesprek te willen hebben en zich vervolgens onttrokken aan het deskundigenonderzoek. Hierdoor werd het onderzoek belemmerd. Namens de vader is verder naar voren gebracht dat in dit geval hulp van buiten af nodig is om het ontstane systeem te doorbreken. De vader verwijst in dit verband naar de systeemtheorie van de triade, welke er - zonder te focussen op verwijtbaarheid - van uitgaat dat een gezinssysteem zijn eigen wetmatigheden heeft die zorgen voor in standhouding van een bepaald rollenpatroon. Zonder hulp van buitenaf kunnen ouders en kinderen zich niet aan het gezinssysteem onttrekken. De vader betreurt het dat de deskundige, die hier een belangrijke rol had kunnen spelen, zich niet meer sturend heeft opgesteld.

Volgens de vader wil de moeder niet meewerken aan het tot stand komen van een omgangsregeling omdat zij de minderjarigen niet wil delen. De visie van de moeder dat de kinderen zelf mogen uitmaken of zij omgang hebben vindt de vader onjuist. De kinderen zitten vast in het systeem en kunnen de negatieve triade niet zelf doorbreken. De vader ontkent [naam kind 2]] te hebben geslagen. Hij is bereid om het nodige te doen om contact met zijn kinderen te krijgen.

3.2 De moeder stelt zich op het standpunt dat tijdens de forensische mediation zodanig grievende uitspraken zijn gedaan door de vader dat het voor haar niet mogelijk was om de gesprekken voort te zetten. Zij wil de kinderen niet bij de vader weghouden, maar ziet geen ruimte voor een omgangsregeling op dit moment. Dit omdat de kinderen dat niet willen en omdat zij het niet in het belang van de kinderen acht hen op dit punt te forceren. Het gaat nu (weer) goed met hen en zij zijn gebaat bij rust. De moeder is geschrokken van het feit dat drs. Henar constateerde dat er veel angst leefde bij [naam kind 2].

3.3 De mening van de destijds nog 12-jarige tweeling [naam kind 1] en [naam kind 2], zoals kenbaar gemaakt in raadkamer, luidt - kort samengevat - als volgt.

[naam kind 1] verklaart dat het goed met hem gaat in het gezin bij de moeder en haar nieuwe partner. Ook op school gaat het goed. [naam kind 1] wil geen omgang met de vader. De reden daarvoor is dat [naam kind 1] het naar vond dat de vader hem en [naam kind 2] ongelijk behandelde, hem voortrok en dat hij bazig was. [naam kind 1] heeft geen positieve herinneringen aan de vader. Hij raakt van streek bij het idee van omgang.

[naam kind 2] verklaart het nu naar haar zin te hebben bij de moeder en dat het goed gaat op school. Zij wil geen omgang met de vader. Als reden geeft zij aan bang voor de vader te zijn omdat hij haar sloeg, hij snel boos werd en schold, en omdat hij niet naar haar en [naam kind 1] luisterde. Verder geeft zij aan dat zij anders werd behandeld dan [naam kind 1]. Op [naam kind 1] werd de vader niet of minder vaak boos. [naam kind 2] heeft op zich ook goede herinneringen aan de vader, maar verklaart dat het niet leuk was dat de stemming van de vader ineens kon omslaan.

Beide kinderen verklaren dat de moeder altijd heeft gezegd dat zij naar de vader mogen wanneer zij willen.

4 Verdere beoordeling

4.1 De rechtbank stelt voorop dat ouders een wettelijk recht op omgang hebben met hun kinderen. Indien er echter contra-indicaties zijn, waardoor omgang niet in het belang van het kind kan worden geacht, kan de omgang worden ontzegd. Een beslissing waarbij een verzoek om omgang wordt afgewezen heeft naar zijn aard een tijdelijk karakter. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de Hoge Raad van 27 februari 2009 (LJN BG5045) waarin is overwogen dat elke afwijzing van een verzoek tot omgang van tijdelijke aard is, in die zin dat de ouder wiens verzoek is afgewezen in geval van wijziging van omstandigheden zich opnieuw tot de rechter kan wenden teneinde een omgangsregeling te doen vaststellen.

4.2 Uit het onderzoek door drs. Henar en de opstelling van de betrokkenen daarbij, leidt de rechtbank af dat een gezonde communicatie op ouderniveau niet tot de mogelijkheden behoort en dat de beleving van de vader, van de moeder en van de kinderen van de eerdere omgang tussen de vader en de kinderen sterk verschillen. Verder wordt – bij dreiging dat het onderzoek wordt gestaakt – duidelijk dat de vader de oplossing voor een naderende impasse zoekt in het uitoefenen van druk en dat de moeder op deze druk reageert met het zich terugtrekken. Ten slotte is uit het onderzoek op te maken dat alleen bij de vader behoefte bestaat aan contactherstel.

4.3 Voor het doen verrichten van verder deskundigenonderzoek - bijvoorbeeld om alsnog een antwoord te krijgen op de eerder aan drs. Henar voorgelegde vragen - ziet de rechtbank geen grond. De rechtbank kan en zal een beslissing nemen op basis van de stukken, het deskundigenbericht, de gesprekken met de kinderen en het verhandelde ter zitting. Het deskundigenonderzoek in de vorm van forensische mediation is derhalve als afgerond te beschouwen.

4.4 Uit de stukken, de gesprekken met de kinderen en het verhandelde ter zitting maakt de rechtbank op dat de omgang na de scheiding (tot een jaar geleden) en de strijd tussen ouders daarover tot veel spanning bij de kinderen hebben geleid. Beide ouders hebben zich in het verleden negatief over de andere ouder uitgelaten (diskwalificeren) en de kinderen bij volwassen zaken betrokken. Uit het verslag van het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling (naar aanleiding van een melding door de vader) leidt de rechtbank af dat mogelijk sprake was van een loyaliteitsconflict bij de kinderen.

Verder is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat moeder de omgang mogelijk in woord wel stimuleert, maar deze overigens in haar houding niet ondersteunt. Zij geeft er evenmin blijk van de vader als zodanig bij de kinderen in beeld te houden. Zij laat toe dat de kinderen de nieuwe partner volledig als vader gaan beschouwen en zich geestelijk en in naam geheel van hun eigen vader afwenden, met alle mogelijke nadelige consequenties op lange termijn van dien. Zij legt verder de keuze en verantwoordelijkheid voor het onderhouden van een band met de vader grotendeels bij de kinderen, terwijl zij daarvoor de eerstaangewezen persoon was en is. Voor succesvol contactherstel is een andere, actief ondersteunende, houding van de moeder vereist.

Voor omgang in het belang van de kinderen is echter ook een constructieve inzet van de vader nodig. Onduidelijk is of hij in staat is zijn eigen aandeel in het conflict te onderkennen. Mede gelet op de opstelling van de vader bij de forensische mediation en ter zitting, is voor de rechtbank komen vast te staan dat de vader snel geneigd is om zijn doel te willen bereiken door druk uit te oefenen. Hij geeft daarbij geen blijk van een goed oog voor de belangen en beleving van anderen. De vader legt bovendien de oorzaak van problemen buiten zichzelf. Als voorbeeld kan dienen dat [naam kind 2] en [naam kind 1] beiden expliciet en ondubbelzinnig aangeven dat de vader na de scheiding [naam kind 2] heeft geslagen (billenkoek), terwijl de vader dit ontkent. Hieruit blijkt in ieder geval een groot verschil in beleving van de werkelijkheid en leefwereld van de vader enerzijds en de kinderen anderzijds. De vader kan niet volstaan met ontkenning, maar zal dit verschil moeten onderkennen en de gevoelens van de kinderen moeten erkennen om contactherstel mogelijk te maken. In de verhouding tot de kinderen worden immers, naast de ongelijke behandeling, de agressie van de vader in combinatie met het onvermogen om te luisteren naar de kinderen, geschetst als de oorzaken van de problemen die aan omgang in de weg staan.

Op dit moment, nu de omgang een jaar geleden is gestaakt, ervaren de kinderen rust en stabiliteit in hun omgeving. Uit de gesprekken met de kinderen leidt de rechtbank verder af dat het idee van omgang bij de kinderen spanning veroorzaakt. De reden voor deze spanning lijkt niet alleen in de relatie tussen de ouders te liggen, maar vooral in de bejegening van de vader naar de kinderen toe.

4.5 De rechtbank acht onder deze omstandigheden omgang niet in het belang van de kinderen. Van doorslaggevend belang is dat vermoedelijk sprake was van een loyaliteitsconflict dat veel spanningen bij de kinderen veroorzaakte, dat de kinderen nu rust en stabiliteit ervaren en dat beide ouders niet in staat zijn om goed met elkaar en de situatie om te gaan.

4.6 Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het in het belang van de kinderen en hun identiteitsontwikkeling is dat de band met vader niet wordt verbroken en dat zij zich hun afstamming bewust zijn en blijven. Het leren omgaan met de verschillen tussen hun ouders kan een verrijking betekenen. Vooropgesteld dat vader in staat is zijn eigen aandeel in de problematiek te erkennen, getuigt het van kracht indien de minderjarigen – te zijner tijd – het gesprek met de vader kunnen aangaan, eventueel met hulp.

4.7 Het bovenstaande neemt evenmin weg dat het van groot belang is dat de moeder de vader blijft informeren over de minderjarigen; niet zozeer over de prestaties van de minderjarigen maar ook en met name over de belevingswereld van de minderjarigen. Evenzeer van belang is een waardevrije informatievoorziening over vader door moeder aan de kinderen.

5 Beslissing

De rechtbank:

5.1 Ontzegt aan de vader het recht op omgang met de minderjarigen [naam]:

- [naam kind 1], geboren op [datum] 1996 in de gemeente [plaats];

- [naam kind 2], geboren op [datum] 1996 in de gemeente [plaats],

voor de periode van een jaar.

5.2 Verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

5.3 Wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. A. Roelvink-Verhoeff, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. H. van Kamperdijk, griffier, op 29 september 2009.

Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature